Mount Everest expeditie 2002
Dit artikel verscheen eerder in Het Weermagazine, augustus 2002.
Copyright: Jacob Kuiper/Het Weermagazine


Snijdende kou op Mount Everesttop
2002-expeditie weerkundig begeleid door KNMI

Elf juni jongstleden keerden de twee leden van de Nederlandse expeditie naar de Mount Everest terug op Schiphol. Hans van der Meulen is de eerste Nederlander die de top van de hoogste berg ter wereld bereikte zonder daarvoor extra zuurstof te benutten. Mede met hulp van zijn klimpartner Wilco van Rooijen vormt die prestatie de succesvolle afsluiting van een beklimmingpoging die als zeer bijzonder mag worden gekenschetst. Vanuit het KNMI werd deze expeditie van weersinformatie voorzien, voor het Instituut zeker geen alledaags werk! Een terugblik op de expeditie en hoe de factor ‘weer’ haar rol speelde.

Van der Meulen en Van Rooijen vertrokken eind maart naar de Himalaya.
Medio april 2002 kwamen ze aan in het basiskamp op ruim 5200 meter boven zeeniveau. Het bijzondere aan deze Nederlandse expeditie was het feit dat de klimmers eigenlijk alle voorbereidingen voor de toppoging zoveel mogelijk zelf deden. Dat betekende dat de hele expeditie-uitrusting (tenten, voedsel, slaapzakken, brandstof etc) vanaf het 1200 meter hoger gelegen Advanced Base Camp (ABC) door henzelf verder de berg werd opgezeuld. Geen extra zuurstof gebruiken bij een Everest-beklimming is al zwaar en alsof dat nog niet genoeg was, besloot men in dit geval ook nog om de top via de ‘weerkundig’ beruchte noordroute te beklimmen. Al met al een poging die ontzettend veel eist van de conditie.
 
Uitzicht over de omringende Himalayatoppen vanaf 8000 meter hoogte op de flank van de Mount Everest. Foto: Hans van der Meulen.


Parapentesprong vanaf de top
Steeds weer blijkt bij het beklimmen van hoge bergtoppen dat de weercondities vaak een cruciale rol spelen bij het al dan niet slagen van de poging. Een venijnige weeromslag juist tijdens een beklimming kan letterlijk het verschil zijn tussen leven en dood. Op dergelijke hoogte in een ruw terrein als het Himalayagebergte is het daarom van cruciaal belang om goed op de komende weersituatie voorbereid te zijn. Hans en Wilco hadden al ruim voor hun vertrek naar de Everest contact gezocht met het KNMI. Hun vraag was kortweg: “Kan het Instituut ons tijdens de expeditie weersverwachtingen leveren en wat kunnen we daar eventueel voor terug doen?” Eén aspect van de expeditie kwam daarbij naar voren als bijzonder weergevoelig. Dat was de poging van Wilco van Rooijen om, eenmaal op de top, met een bestuurbare parachute (parapente) van de berg af te dalen en door de lucht de terugweg naar kamp ABC af te leggen. Zo’n sprong kan weerkundig en vliegtechnisch alleen als er niet meer dan hooguit windkracht 3 à 4 op de bergtop staat. Een weervenster van voldoende grootte met die superlage windsnelheden is zeer zeldzaam en aangezien men niet voor de aardigheid een tweede of derde zware toppoging onderneemt, kwam het er dus erg op aan om zo precies mogelijk dat perfect-weertype-venster te ontdekken.

Den Tonkelaar in 1982
De Bilt onderzocht of zinvolle uitspraken over het weer voor die grote hoogte, voor een periode van 5 à 6 dagen vooruit, gedaan konden worden. Weerkundige begeleiding vanuit Nederland bleek mogelijk, maar er kon niet gegarandeerd worden dat de nauwkeurigheid van de berichten altijd even hoog zou zijn. Computerberekeningen, de basis van deze verwachtingen, vormen tenslotte maar een benadering van de werkelijke stromingen in de atmosfeer, waarbij de werkelijkheid soms toch net even anders uitpakt.

De laatste keer dat een Mount Everest-expeditie door het KNMI werd begeleid stamt uit 1982. Toen zond de bekende meteoroloog Joop den Tonkelaar vele malen een verwachting naar de Nederlandse klimmers onder leiding van Xander Verrijn Stuart. Ook toen werd gebruik gemaakt van computermodellen die de weersituatie destijds al tot 72 uur vooruit berekenden.

Met enkele medewerkers van de afdeling AS (Atmosfeeronderzoek en Seismologie) werd nu, anno 2002, bekeken welke modellen konden bijdragen aan een zo groot mogelijke nauwkeurigheid van de berichten. Gebruik van het zogenaamde Ensemble Prediction System (EPS) bleek extra informatie op te leveren over de stromingen op 7000 tot 9000 meter hoogte.
De wetenschappers zijn voortdurend bezig om de stromingsmodellen te verbeteren. Daarbij bood deze Himalaya-expeditie een tamelijk unieke kans om het gebruikte model op zijn prestaties te beoordelen waar het de wind- en temperatuurberekeningen voor zeer grote hoogte betrof.



Weer-SMS naar satelliettelefoons
Afgesproken werd dat ik, als begeleidend meteoroloog, de weerberichten via een speciale code naar de satelliettelefoon van Van der Meulen en Van Rooijen zou verzenden. Dat kan via een eenvoudige methode, door een Internetpagina van het Iridiumnetwerk te gebruiken. Verzendkosten zitten er voor de opsteller van het bericht zelfs niet aan vast. Vergeleken met de 1982 was er dus veel meer communicatietechniek beschikbaar. Handzame satelliettelefoons waren toen slechts toekomstmuziek.
Den Tonkelaar had echter destijds al een slimme manier om zijn berichten toch snel bij de klimmers op de berg te krijgen. Via de kortegolfuitzendingen van Radio Nederland Wereldomroep werd drie keer per week, na het nieuwsbulletin, op de Azië-frequenties het weerbericht voor de Mount-Everestexpeditie voorgelezen. De klimmers ontvingen toen dus via hun radio actuele prognoses over het weer- en windverloop hoog in de Nepalees/Tibettaanse atmosfeer. Nu, in 2002, kon door terugmelding van de waarnemingen aan het KNMI, opnieuw inzicht worden verkregen over de prestaties van de weermodellen.

Op 16 april 2002 werd de eerste weersverwachting voor de Mount Everest-regio opgesteld. Daarbij werden windrichting, windkracht en temperatuurgegevens voor 7000, 8000 en 8900 meter hoogte doorgegeven. Op 29 mei 2002 werd het 32e en laatste bericht verzonden.
Tijdens de eerste weken werd vrijwel meteen duidelijk dat de windverwachtingen heel redelijk uitkwamen. Het gaf de klimmers in ieder geval het gevoel dat ze hun  planning wel degelijk af konden stemmen op de weersontwikkelingen.
Als illustratie één van de voorbeelden waaruit bleek dat de computermodellen heel goed de weersituatie boven de Himalaya hadden berekend.


Weerbericht nr. 2, opgesteld, vrijdag 19 april 2002, 23 u.
Het vrij ruwe weer zal dit weekeinde geleidelijk aan tot bedaren komen, maar op 7000 meter staat er nog steeds zo'n windkracht 5 tot 6. Op de Everest top is het zaterdag nog steeds aan het stormen, bij min 34 graden. Na het weekeinde neemt de wind enkele dagen heel sterk af, maandag en dinsdag lijken dagen met niet meer dan windkracht  3 a 4 op 7000 tot 8000 meter. De rustige periode lijkt van korte duur want woensdag begint hogerop al weer stormachtig te worden. Opvallend is de temperatuurstijging in de hele periode. Op 7000 meter wordt het 3 graden "warmer"  terwijl de Everesttop op woensdag al een temperatuur van -27 kan verwachten ( 7 graden minder koud dan zaterdag).


De waarnemingen van Hans en Wilco

Zaterdag 20-04-2002 vanuit basiskamp:grote pluim oost, matige tot krachtige wind,
Aankomst ABC: harde wind west, later enige sneeuwval
21-04-2002 vanuit ABC: erg koud, grote pluim oost, harde wind, later bewolking
22-04-2002 ABC: laaghangende bewolking, sneeuwval, geen wind, stijgende temperaturen met later natte sneeuw
23-04-2002 ABC: kleine pluim na 12:00 uur, onbewolkt stralend weer, aangename temp.
topdag!!


Jetstream buldert over Himalayatoppen
In de periode tot 10 mei 2002 was de jetstream continue hoog boven de Himalaya te vinden. Op de Everesttop stonden nog voortdurend winden van 60 tot 100 km/uur, veel te veel om ook maar iets te ondernemen. Op 10 mei leverde de computerprognose echter voor het eerst een iets optimistischer plaatje. Rond 15 of 16 mei zou de wind spectaculair af moeten nemen, zover zelfs dat het rustig genoeg zou zijn om aan een eventuele parapentesprong te denken.
Keer op keer werd de dagen daarna dat beeld bevestigd en op de 16e mei bereikten tussen de 50 en 60 klimmers de top van de Mount Everest. De meesten deden dat vanaf de zuidelijke route. Voor de twee Nederlanders kwam  het mooi-weer-venster iets te vroeg. Het opzetten van de hogere kampjes was, door de voorgaande periode met veel te harde wind, nog niet afgerond en deze kans moesten ze dus voorbij laten gaan. Wel werden de mooie dagen benut om tot 7800 meter hoogte (kamp 3) alle tentjes en materialen op te bouwen.

 


Het verloop van windsnelheid gedurende de Mount Everestexpeditie in 2002
op 8000 en 9000 meter hoogte in de Mt Everestregio.
 
Kamp 3 weggeblazen
Het weer werd echter een grote spelbreker toen twee dagen later duidelijk werd dat een nieuwe sneeuwstorm het ingerichte kamp 3 volledig had weggeblazen. Tot grote teleurstelling van Wilco van Rooijen bleek ook zijn bestuurbare parachute weg waardoor een dikke streep door zijn parapentesprong werd gezet. Toch gaven de twee de moed niet op, temeer omdat het volgende weerkundige obstakel, de inzet van de moesson, nog niet aan de orde was. Pas eind mei begon de wind op grote hoogte weer wat te bedaren, net voldoende om een toppoging mogelijk te maken. Het voorstadium van de moesson begon echter ook merkbaar te worden, dagelijks werden wel enkele buien in de buurt gesignaleerd.

De ware windchill
Toch werd besloten om op 29 en 30 mei 2002 de toppoging uit te voeren en dat met windkracht 5 op 8000 meter en kracht 6 op tophoogte in het vooruitzicht. Zo’n waarde wordt bij een toppoging, ook door ervaren klimmers, als uiterste limiet beschouwd. Van Rooijen brak uiteindelijk zijn poging af, mede vanwege de hoge windkracht. Van der Meulen ging in zijn eentje door en bereikte in de ochtend van de 30e mei de top. Gehuld in een dichte mist (de bekende stuwwolk) had hij vanaf het dak van de wereld geen enkele zicht op de omgeving. 8850 meter boven de zeespiegel, min 25 graden en windkracht 6 … over snijdende kou gesproken!
Iets lager op de flank van de toppiramide was het wel helder en dat beeld ziet u hier afgebeeld. Na 1 minuut op de top werd de moeilijke terugkeer gestart en ook dat lukte. Bijzonder uitgeput bereikten de beide klimmers een dag later kamp ABC.
 
v.l.n.r. Wilco van Rooijen, Jacob Kuiper, Hans van der Meulen, na hun terugkeer van de 2002-expeditie in Nederland.


Op 11 juni 2002 kon ik ze op Schiphol persoonlijk de hand schudden en hen feliciteren met het succes. Een periode van 7 weken intensieve begeleiding was aan z’n eind gekomen, een periode met  vele spannende momenten (zie ook www.everest2002.nl), voor een meteoroloog het neusje van de ‘weerkundige’ zalm, voor de klimmers een extra bron om hun streven met succes proberen te bekronen.

Jacob Kuiper

Elders op deze site vindt u ook informatie over de Mount everest expeditie 2004.